< 1 Korinthiërs 16 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1)Aangaande nu de verzameling,1) die voor de heiligen2) geschiedt, gelijk als ik aan de Gemeenten3) in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo.4)5)
2)Op elken eersten dag6) der week, legge7) een iegelijk van u iets bij zichzelven9) weg, vergaderende een schat,10) naar dat hij welvaren verkregen11) heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet eerst12) geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn.8)
3)En wanneer ik daar zal gekomen zijn, zal ik hen, die gij zult bekwaam13) achten door brieven, zenden, om uw gave naar Jeruzalem15) over te dragen.14)
4)En indien het der moeite waardig mocht zijn,16) dat ik ook zelf17) reizen zou, zo zullen zij met mij reizen.
5)Doch ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonie18) zal doorgegaan zijn, (want ik zal door Macedonie gaan);
6)En ik zal mogelijk bij u19) blijven, of ook overwinteren,20) opdat gij mij moogt geleiden,21) waar ik zal henenreizen.22)
7)Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan,23) maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien het de24) Heere zal toelaten.
8)Maar ik zal te Efeze25) blijven tot den pinkster dag.26)
9)Want mij is een grote en krachtige27) deur geopend,28) en er zijn vele tegenstanders.29)
10)Zo nu Timotheus30) komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk des32) Heeren, gelijk als ik.31)33)
11)Dat hem dan niemand verachte; maar34) geleidt hem in vrede, opdat35) hij tot mij kome; want ik verwacht hem met de broederen.
12)En wat aangaat Apollos,36) den broeder, ik heb hem zeer37) gebeden, dat hij38) met de broederen tot u komen zou; maar het was ganselijk zijn39) wil niet, dat hij nu zou komen; doch hij zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal zijn.
13)Waakt,40) staat in het geloof,41) houdt u mannelijk,42) zijt sterk.43)
14)Dat al uw dingen in de liefde geschieden.44)
15)En ik bid u, broeders, gij kent het huis van45) Stefanas,46) dat het is de eersteling van47) Achaje, en dat zij zichzelven den heiligen ten48) dienst hebben geschikt;49)
16)Dat gij ook u aan de zodanigen onderwerpt,50) en aan een iegelijk, die medewerkt en51) arbeidt.
17)En ik verblijde mij over de aankomst52) van Stefanas, en Fortunatus, en Achaikus, want dezen hebben vervuld hetgeen mij53) aan u ontbrak;
18)Want zij hebben mijn geest verkwikt, en55) ook den uwen.56) Erkent dan de57) zodanigen.54)
19)U groeten de Gemeenten60) van Azie.58) U groeten zeer in den Heere Aquila59) en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is.
20)U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus.61)
21)De groetenis met mijn hand van Paulus.62)
22)Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha!63)64)
23)De genade van den65) Heere Jezus Christus zij met u.
24)Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus. Amen.66)