|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
|
1) | Aangaande nu de verzameling,1) die voor de heiligen2) geschiedt, gelijk als ik aan de Gemeenten3) in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo.4)5) |
2) | Op elken eersten dag6) der week, legge7) een iegelijk van u iets bij zichzelven9) weg, vergaderende een schat,10) naar dat hij welvaren verkregen11) heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet eerst12) geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn.8) |
3) | En wanneer ik daar zal gekomen zijn, zal ik hen, die gij zult bekwaam13) achten door brieven, zenden, om uw gave naar Jeruzalem15) over te dragen.14) |
4) | En indien het der moeite waardig mocht zijn,16) dat ik ook zelf17) reizen zou, zo zullen zij met mij reizen. |
5) | Doch ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonie18) zal doorgegaan zijn, (want ik zal door Macedonie gaan); |
6) | En ik zal mogelijk bij u19) blijven, of ook overwinteren,20) opdat gij mij moogt geleiden,21) waar ik zal henenreizen.22) |
7) | Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan,23) maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien het de24) Heere zal toelaten. |
8) | Maar ik zal te Efeze25) blijven tot den pinkster dag.26) |
9) | Want mij is een grote en krachtige27) deur geopend,28) en er zijn vele tegenstanders.29) |
10) | Zo nu Timotheus30) komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk des32) Heeren, gelijk als ik.31)33) |
11) | Dat hem dan niemand verachte; maar34) geleidt hem in vrede, opdat35) hij tot mij kome; want ik verwacht hem met de broederen. |
12) | En wat aangaat Apollos,36) den broeder, ik heb hem zeer37) gebeden, dat hij38) met de broederen tot u komen zou; maar het was ganselijk zijn39) wil niet, dat hij nu zou komen; doch hij zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal zijn. |
13) | Waakt,40) staat in het geloof,41) houdt u mannelijk,42) zijt sterk.43) |
14) | Dat al uw dingen in de liefde geschieden.44) |
15) | En ik bid u, broeders, gij kent het huis van45) Stefanas,46) dat het is de eersteling van47) Achaje, en dat zij zichzelven den heiligen ten48) dienst hebben geschikt;49) |
16) | Dat gij ook u aan de zodanigen onderwerpt,50) en aan een iegelijk, die medewerkt en51) arbeidt. |
17) | En ik verblijde mij over de aankomst52) van Stefanas, en Fortunatus, en Achaikus, want dezen hebben vervuld hetgeen mij53) aan u ontbrak; |
18) | Want zij hebben mijn geest verkwikt, en55) ook den uwen.56) Erkent dan de57) zodanigen.54) |
19) | U groeten de Gemeenten60) van Azie.58) U groeten zeer in den Heere Aquila59) en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is. |
20) | U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus.61) |
21) | De groetenis met mijn hand van Paulus.62) |
22) | Indien iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha!63)64) |
23) | De genade van den65) Heere Jezus Christus zij met u. |
24) | Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus. Amen.66) |